Deze overdenking werd gehouden bij de opening van de Europese Vrouwenconferentie (EWC) van de Broedergemeente in Doorn (Nederland) op 29 juni 2018 door zr. Nadra Echteld (voorzitter van de Centrale Vrouwenraad van de EBGN). Zij neemt daarin het thema van de conferentie op (Freedom in Christ) en verbindt het met de viering van Keti Koti (155 jaar afschaffing van de slavernij in Suriname en op de toenmalige Nederlandse Antillen) op 1 juli 2018.

Zusters,
ik ben Nadra Echteld, één van de voorbereiders van deze Conferentie.

Als voorzitter van de Centrale vrouwenraad van de EBGN heet ik julle van harte welkom bij deze 12e Europese Vrouwenconferentie in Doorn, Nederland. Ik ga er van uit dat jullie allen een goede reis gehad hebben naar Doorn. Namens alle aangesloten kringen bij de Centrale vrouwenraad wens ik jullie een inspirerende conferentie toe.

Er zullen ongetwijfeld diverse redenen zijn waarom elk van jullie ervoor gekozen heeft om hier aanwezig te zijn. Ik heb ook zo mijn redenen. Eén van de redenen is het thema: “Freedom in Christ”. Vrijheid is voor allerlei uitleg vatbaar. Bijvoorbeeld: “Vrijheid om te doen en laten wat jezelf wilt”. Als kind heb je vast wel eens gedroomd hoe het zou zijn als je later groot was en alles kon doen wat van je ouders niet mocht. Hopelijk dacht je op zo’n moment ook aan de aanwezigheid van God die alles ziet en hoort.

Freedom in Christ”, een thema niet zomaar gekozen maar juist omdat het past bij dit moment van het jaar.

Stel je eens voor: je woont ergens hier ver vandaan. Je wordt geketend en geslagen. Je moet hard werken zonder daarvoor loon te ontvangen. Je wordt van je familie gescheiden. Je mag je eigen godsdienst niet eens belijden. Je wordt mensonterend behandeld, dan smacht je echt naar vrijheid, want de vrede in het geloof dat door de Duitsers gebracht is, is niet voldoende. Op een dag is daar die zo verlangde vrijheid en het eerste wat je doet is naar de kerk gaan en God op je blote knieën dankzeggen. Menig tot slaafgemaakte had kennelijk toch wel soelaas gevonden in het evangelie dat door de Duitsers gebracht is. Hoe kon dat? De tot slaafgemaakten zijn naar Suriname gebracht met hun Godsdienst, waarin er geen kerk was. En toch zijn ze naar de kerk gegaan om God te danken.
Dat is wat 155 jaar geleden op 1 juli 1863 gebeurde in Suriname, het land waar ik vandaan kom, mijn land. Het land van mijn voorouders die onder het juk van slavernij geleefd hebben. Onvrijwillig tot slaaf gemaakt en van wie sommigen hun leven met de dood hebben moeten bekopen, toen zij op de vlucht sloegen, op zoek naar hun vrijheid. Niets liever dan in de bossen leven onder barre omstandigheden. Weg van alle ellende of was teruggaan naar die ellende ook niet een optie geweest?

In mijn vroege schooljaren in Suriname is het verhaal van mijn voorouders keer op keer aan ons - kinderen - verteld. Net zo als het verhaal uit Exodus, het verhaal van Mozes die zijn volk uit de slavernij moest leiden naar het Beloofde land. Zij dachten dat er geen andere keus was dan de hongerdood sterven in de woestijn of teruggaan naar hun onderdrukkers. Mijn voorouders hielden zich staande door gebed en gezang, ongeacht of daar straf van hun overheersers op volgde. Het gezang van mijn voorouders klinkt mij nog steeds in de oren:

A boro gron
Watra lon na m’ai
Fadon na mi ati tap’
A boro gron
Di yu yere mi dyeme
San d’e y’n’aksi mi san du mi?
De grond is doorboord
Tranen rollen uit mijn ogen
Vallen op mijn hart
De grond is doorboord
Toen je mijn gezucht (gekreun) hoorde
Waarom vroeg je mij niet wat er met mij aan de hand was?

Hier sta ik dan als nakomeling van deze dappere voorouders. Baron, Boni en Jolie Coeur. Codjo, Mentor en Present maar ook van Alida, Cato, Seri en Kala. Het moet niet verbazingwekkend zijn dat ik hier ben. Hier in Nederland.Nederland en Suriname zijn door het verleden met elkaar verbonden. Wij hebben een gedeeld verleden en onze toekomst blijft met elkaar verweven. Juist daarom hebben we een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de geschiedenis door te vertellen. Thuis, op school maar ook in de kerk. Jammer genoeg heeft mijn zoon het moeten doen met verhalen en boeken van thuis. De school heeft het hem niet doorgegeven, helaas ook de kerk niet.

Freedom in Christ”?

Zusters, ik had jullie graag meegenomen langs sporen van het verleden. Stille getuigen in Afrika, Suriname, en ook in Nederland. Zelf heb ik het spoor gevolgd in Gambia, Afrika. Ik had samen met anderen een boottocht gemaakt naar het geboorte eiland van Kunta Kinte, bekend van het boek Roots.Jammer genoeg wilde de bootsman slechts geld verdienen en nam hij ons mee in een onveilige boot. Het was een barre tocht. De boot had kunnen zinken. Het was donker om ons heen. Wij hebben constant gezongen en gebeden. De Heer heeft ons gehoord, want wij hebben het er levend vanaf gebracht. Was dit het wat mijn voorouders hadden meegemaakt op weg naar het Onbekende land?

Met mij zijn veel zusters van Surinaamse afkomst door het geloof verbonden aan diverse zusterkringen. Als zusters van de EBG maar ook als mens moeten wij delen in elkaars vreugde, verdriet en pijn. Wij moeten elkaar zorg en aandacht geven, elkaar respecteren en gelijkwaardig behandelen. Wij zijn het aan elkaar en aan God verplicht. Alleen dan kunnen wij oprecht zeggen: “Wij zijn vrij”. Wij zijn samen op weg naar de toekomst. Door “Keti Koti” zijn de ketenen verbroken en kunnen we onze verworven vrijheid gedenken.
Wij hebben een gezamenlijke verantwoordelijke taak en daarbij hebben wij de keuze om onze “Freedom in Christ” waar te maken. De vraag is: “Zijn wij als zusters bereid om aan die gedeelde verantwoordelijkheid te werken? Welke afspraken maken wij daarover”?

Ik eindig mijn overdenking met jullie aandacht te vragen voor het lied “Oh Freedom”, gezongen door Chris Rice.

Dank,
Nadra Echteld